Wat doe jij?
‘Mama, wat doe jij?’ We zijn beland in de vragenfase en dus geef ik drieëntachtig keer per dag antwoord op die vraag.
‘Ik smeer boter op je boterham’.
’Wat doe jij?’
‘Ik probeer je sokken aan te trekken’.
‘Wat doe jij?’
‘Ik zoek een pandaluier’ (hoezo doen ze twee soorten luiers – poesjes en panda’s – in het peuter pak, dat is toch vragen om problemen?).
‘Wat doe jij?’
‘Ik druk de knoopjes van je slabber dicht’.
’Wat doe jij?’
‘Ik veeg mijn billen af’ wanneer hij met zijn guitige snuit komt kijken als ik zit te poepen.
‘Wat doe jij?’ hoor ik achter me nadat ie – ‘gele auto, zwarte auto, grijze auto’ – de geparkeerde auto’s die we voorbij fietsen opnoemt.
‘Ik fiets met jou achterop naar de speeltuin.’
‘Wat doe jij?’ vraagt als ie op z’n afgeschaafde paw patrol motor mijn schrijfhuis binnen komt gerold.
‘Ik ben aan het schrijven en jij gaat zo met papa boodschappen doen.’
‘Wat doe jij?’
De vraag wordt zo vaak op een dag gesteld dat ik soms beland in existentialistische gedachtes als, ja wat doe ik nou eigenlijk?
‘Ik weet het zelf ook niet aappie, ik probeer het leven ook maar te begrijpen.’
Ik weet wel wat hij doet.
Hij wandelt door de supermarkt met een ansichtkaart van Nijn in zijn naar voren gestrekte armpjes om haar alle groente en fruit te laten zien. Hij ligt plat op zijn buik op de bank te kijken hoe de robotstofzuiger schone strepen trekt over de vloer en drukt, als ik naast hem kom liggen, zijn neus tegen de mijne aan waardoor ik van heel dichtbij verdrink in zijn zachte ogen die glinsteren van pret als ie verrukt roept ‘ik hoor hem nog’ en we samen lachen om hoe de robot onder ons doorrijdt. En hij geeft graag specifieke opdrachten waardoor ik regelmatig tegen de muur sta te tanken met een speelgoedkomkommer.
Wat ie ook doet? Hij brult van woede als ik de kaneel niet op de juiste manier op zijn pap strooi; tikkend met een vinger op de achterkant (het kostte een paar dagen om uit te vogelen dat ie dat bedoelde in plaats van schudden). Hij roept gefrustreerd ‘allebei niet’ als ik pedagogisch probeer de pandaluier aan te krijgen door hem autonomie te geven in de vorm van twee opties; zal mama je neerleggen of kom je zelf liggen, en ik door zijn pientere repliek in de lach schiet. En hij komt met een klein stemmetje naar me toe – ‘mama ik heb pijn’ – om twee vingertjes omhoog te steken; ‘kusje erop’. Oh ik hoop zo dat mijn kusjes hun magie nooit verliezen en voor altijd zijn pijn verzachten.
Hij snapt het leven beter dan ik. Hij is boos als ie boos is. Bang als ie bang is. Blij als ie blij is. Er is geen verstoppen, geen beter moeten doen, geen beteugeldrang, er is alleen dat wat er is. En daarna het volgende wat er is.
En sinds hij er is, leer ik het leven een stukje meer begrijpen.
Einde bericht.
Denk je ‘Dit was leuk, ik wil méér blogs lezen’… klik dan hier.