Waar is papa?
‘Mag ik mee kleuren?’ Het meisje met oranjerode haren kijkt ons verwachtingsvol aan. Ik zit met mijn bestie en ons nageslacht op een terras incluis speeltuin. Waar we vroeger op zaterdagnacht van kroeg naar kroeg hopten, testen we nu op doordeweekse dagen de kindvriendelijke hotspots in omgeving Eindhoven.
‘Natuurlijk’ zeg ik en ze schuift bij ons aan tafel. Het is een pienter meisje dat zojuist al een rondleiding gaf door de indoor speelkamer om daarna met Abel te gaan fietsen. Zij voorop, hij joeg als een ware Fred Flintstone met zijn blote voetjes over de stoep hard lachend achter haar aan. Tijdens het kleuren blijkt dat ze zes jaar oud is, roze haar lievelingskleur en ze dol is op ijsjes.
Na vier hele minuten kleuren roept de speeltuin blijkbaar weer. Ik sta naast het klimrek met glijbaan waarop onze peuters met grote ogen kijken hoe het meisje met een zwierige zwaai aan de stang boven de glijbaan zichzelf lanceert naar beneden.
Nadat ze voor de zoveelste keer met grote sprongen op het klimrek is geklommen en zich klaarmaakt voor weer een zwaai, kijkt ze mij plots recht aan en zegt ‘mijn papa is dood’. En hop daar duikt ze weer van de glijbaan af.
Tegen beter weten in hoop ik dat het een onschuldig verzinsel is, zoals Abel momenteel overal muizen ziet lopen. Ik kijk op naar haar moeder, die druk is met haar andere kind – een onstuimig jongetje van anderhalf weet ik door zo’n typisch oppervlakkig speeltuingesprekje een paar minuten eerder – en vraag vertwijfeld of het klopt.
‘Ja’, zegt ze.
In een flits zie ik een leven voor me met apenkop, maar zonder mijn lief. Ik krijg het warm en koud en wil in huilen uitbarsten. De omvangrijkheid van zulk verdriet is niet te bevatten. Hoe draag je met twee jonge kinderen zo’n groot verlies? En toch staat ze voor mijn neus. Ik voel een diep respect.
‘Poeh, hoe gaat het, hou je het een beetje vol?’ Ik kies mijn woorden zorgvuldig, wetende hoe ikzelf een hekel had aan goedbedoelde wegpoetsers als ‘tijd heelt alle wonden’ en ‘koester de mooie herinneringen’.
‘Tsjah, je hebt redelijk goede en minder goede dagen’.
‘Hoe gaat het met de kinderen?’ Open vragen, herinner ik me, die ruimte gaven om te vertellen, waren fijn.
‘Hij – ze wijst op het vrolijke ventje dat door de speeltuin banjert op zijn wiebelbeentjes die net hebben leren lopen – weet straks niet beter. Dat is ook gek. En bij haar…’ Ze werpt een blik op het meisje. ‘Bij haar komt het er vooral op school uit, als ze andere kindjes ziet die wel een papa hebben’.
‘En jij, heb jij genoeg steun?’
‘Ja absoluut, mijn ouders, vriendinnen, mensen uit de flat’. Ze lijkt even na te denken. ‘Ja’. Het klinkt zo dapper dat ik haar wel moet geloven.
Onze kinderen klimmen en springen en grinniken en wij staan erbij. Als ik Abel uitleg dat we zo moeten gaan komt het pientere meisje tussenbeide; of we niet nog iets langer kunnen blijven. Ik slik de woorden dat papa aan het koken is net op tijd in.
In de auto terug naar huis blijf ik aan haar denken. Het verdriet, de gelatenheid, de twijfel maar ook haar kracht en dapperheid. Er viel zoveel van haar gezicht te lezen. Dan hoor ik vanaf de stoel op de achterbank iemand met zijn opgetogen stemmetje vragen; ‘waar is papa?’
Waar ik mezelf gezworen had toen vriendinnetje overleed, het leven nooit voor lief te gaan nemen, realiseer ik me met een schok dat ik dat weer ben gaan doen. De waan van alledag grijpt nu eenmaal zo graag om zich heen.
Ik zucht, kijk achterom naar dat blonde koppie met zwarte voetjes en zeg met een hart vol dankbaarheid: ‘papa is thuis Abel’.
Einde bericht.
Denk je ‘Dit was leuk, ik wil méér blogs lezen’… klik dan hier.