Stilstaan bij het leven
‘Ik was zo’n geluksvogel die nog met pre-pensioen kon. Daardoor wandel ik al twaalf jaar lang iedere ochtend zo’n dertig kilometer.’ Ik zie hem inderdaad vaak lopen. Met zijn kale kop, ringbaard en rugzak op zijn rug is ie moeilijk te missen.
‘Afgelopen jaar heb ik het een stuk drukker zien worden in de bossen’ vertelt hij.
We lopen een stukje met elkaar op langs de Tongelreep, ik met Huub, hij met zijn Japanse Akita hond (voor de filmliefhebbers: Hachi ja) en praten over deze bijzondere tijd. Hoe we als mensen afgelopen decennia verslingerd zijn geraakt (‘gemaakt’ volgens hem) aan shoppen, terrasjes en andere externe vormen van genot. En hoe we, bij het wegvallen van al dat vertier, collectief de natuur herontdekten.
‘Als ik wandel ga ik wel eens aan het water liggen. Even uitrusten. Als de lentezon dan door de bomen over het water schijnt, realiseer ik me; dit is waar het om draait.’
Ik snap wat hij bedoelt. Met waar het echt om gaat. De eerste lockdown leerde me niet veel meer nodig te hebben dan een lentezonnetje en deken op het gras. Het wegvallen van de buitenwereld temde de immer sluimerende onrust in mij. Uren keek ik simpelweg naar dreumes die de wereld ontdekte. Klein en simpel bleek het leven bijzonder rijk.
Mijn medewandelaar vraagt wat ik doe.
‘Ik schrijf.’
‘Een roman?’
‘Ja, ben ik mee bezig en daarnaast columns op mijn website.’
‘Oh mooi, waarover?’ We staan inmiddels stil bij het bruggetje vanaf waar onze wegen zich weer zullen scheiden.
‘Over hoe we vastzitten in ons denken en ik daar in verschillende levensfases mee struggle of gestruggeld heb; rouwen, trouwen, moeder worden.’
Op het rouwen haakt ie aan. Hij blijkt drie vrienden verloren te hebben afgelopen maanden. En heeft daarbij veel gemist.
‘Je wil elkaar vastpakken. Stilstaan bij hun leven. Niet een kwartiertje op afstand bij de DELA en klaar.’
En terwijl de man die hartje winter met korte broek en kistjes door de sneeuw klost vertelt over zijn gemis in rouwen, zie ik zijn ogen vollopen.
Zijn tranen verrassen me. De grote, stoer uitziende man staat kwetsbaar, maar oh zo krachtig voor me.
‘Ik kan me niet voorstellen hoe het moet zijn, rouwen in deze tijd, maximaal dertig mensen op afstand, bij een uitvaart’, zeg ik. ‘Alsof het rouwproces nog niet onzichtbaar genoeg was.’
Hij knikt. En dan ineens met luide stem: ’Maar hoe erg is het dat er zoveel ouders en partners zijn die hun geliefde nooit meer zien. Geen lichaam. Niks. Een lege kist. Hoe moeilijk is rouwen dan? Dan moet je het met de poppetjes in je eigen ogen doen’.
Zou ie in het leger hebben gezeten en refereren aan de verliezen daar? Ik ben hem even kwijt in zijn verhaal. Maar wat maakt het uit? We staan daar. In het hoge gras. Aan het water. Huub slooft zich uit voor zijn teefje. En hij en ik kijken elkaar aan. Twee paar waterige ogen. Om alles wat er niet is. En dat wat er wel is. Alsof we samen voor even snappen waar het om gaat.
Dan begint hij te lachen. Geen ongemakkelijke lach vol schaamte, maar een hartelijke lach van schaamteloosheid.
’Jeetje, wat fijn dat dit er mocht zijn. Nu kan ik weer door’.
Hij buigt naar me. En ineens weet ik het: mister Miyagi. Hij heeft echt heel veel van weg van Mister Miyagi.
’Mevrouw’ zegt ie met gebogen hoofd. Zijn stem klinkt warm.
Ik buig naar hem. ‘Meneer’.
Ik dacht te gaan wandelen met Huub, maar stond met een vreemde stil bij het leven.
Einde bericht.
Denk je ‘Dit was leuk, ik wil méér blogs lezen’… klik dan hier.
En dan blijkt dat je door de gedwongen covid-plaats-rust ook heel dichtbij huis andere culturen kunt snuiven. Sommige dingen zijn het waard om vast te houden. Zoals de ervaring dat de afstand tussen harten niet beperkt wordt door die 1,5 meter, maar gewoon kan worden overbrugd door de ogen. Mooi hè?
Nou dat zeg je inderdaad prachtig.. “dat de afstand tussen harten niet beperkt wordt door de anderhalve meter”.. wow!!!