Dit is een dag op stap als opstapper bij de politie – deel 4
Door het winnen van een social media actie draai ik als doodgewone burger een dag mee met de noodhulpdienst van de politie als zogenaamde ‘opstapper’. Na het bijzondere gesprek in het trappenhuis met de voorzitster van de VvE waarbij ik ongeduldiger bleek dan ik dacht, loopt het nu tegen etenstijd. Niet wetende dat de meest spannende melding zo zal komen, eet ik op het bureau eerst rustig mijn pastasalade.
Snelle schaft op het bureau
Rond 18.00 uur melden we netjes bij de centralist dat we gaan eten op het bureau. In de grote, verlichte kantine ben ik plots wat verlegen als Rutger tegenover me gaat zitten. Ik voel me vrijer met mijn vragenvuur vanaf de achterbank dan full frontal. Bij ons aan tafel zitten de Officier van Dienst (OvD), die we vanmiddag ook bij de schildenprocedure hebben gezien, en zijn opstapper. Het blijkt de OvD van de brandweer te zijn die een dagje meekijkt bij de politie. Beide heren geven aan dat zoiets 15 jaar geleden echt ondenkbaar was, toen waren politie, brandweer en het GHOR (Geneeskundige HulpverleningsOrganisatie in de Regio) veel meer eigen eilandjes en eiste de officier ‘die het hardst kon roepen’ bij een groot incident de leiding op. Blijkbaar gaat tegenwoordig alles steeds meer in overleg en durft men meer te leunen op de ander zijn expertise.
Voor de derde keer vandaag wordt aan mij gevraagd of ik een opstapper van het OM ben. Hoe ziet een typische OM’er eruit dan? Blond met een continue stroom aan vragen? Als ik vertel dat ik als burger een social media actie heb gewonnen, moet de brandweerofficier lachen.
‘Kom je ook een keer bij mij opstappen dan?’ vraagt hij.
Omdat ik geen sarcasme snap, zeg ik gretig ‘ja’.
Hij lacht wat ongemakkelijk, maar ik denk aan iets met ijzer smeden op een heet vuur. Dus vraag ik dapper: ‘heb je een kaartje, zodat ik je een keer kan bellen?’
Waarop hij voortijdig terugkrabbelt met een stamelend: ‘ehm, nee, ja, ik weet niet hoe dat bij ons intern allemaal geregeld is enzo’.
Saved by the bell, een melding komt binnen voor de mannen. Er zijn aanwijzingen voor een geplande overval over een uur en dus mogen ze daarop af.
Waar is het wapen?
Als ook wij weer in de auto zitten, hoor ik een melding binnenkomen, maar dit keer niet rechtstreeks in mijn oor. We blijken ook een vaste portofoon in de auto te hebben. Door die extra porto is het makkelijk schakelen naar verschillende kanalen bij acties of incidenten.
Via de vaste portofoon krijgen we een verzoek van het burgerteam ons aan te sluiten bij een doorzoeking van een huis. Mijn hartslag zit meteen tegen het plafond van de 2209 aan, gaaf! Een paar straten voor het desbetreffende huis verzamelen alle betrokken auto’s voor een overleg op de stoep. Het blijkt om een minderjarige jongen te gaan, die een foto van een wapen op een keukentafel naar zijn vriendje heeft gestuurd met het verzoek of hij hem wilde helpen iemand om te leggen. (Eeeh, juist ja.)
Voldoende reden om een kijkje te gaan nemen. Doordat de vader van de jongen ook geen onbekende van de politie blijkt, is extra voorzichtigheid geboden. Dus wordt ook mijn rol in dit geheel duidelijk doorgesproken op de stoep. Ik moet in de auto blijven tot het veilig is. (Zucht). Het voelt als vroeger, toen ik alleen maar ‘voor spek en bonen’ mee mocht spelen met verstoppertje met de oudere buurtkinderen. Eén mannelijke collega probeert nog ‘ach als er vier man voor haar lopen zal haar heus niks gebeuren’, maar de rest is onverbiddelijk. Ik wacht in de auto.
Toekijken vanaf de eerste rij
In een colonne rijden we dicht achter elkaar aan de straat in. Lucky me, Stephanie parkeert onze auto precies voor het huis waardoor ik in ieder geval goed uitzicht heb. Ik wens mijn collega’s succes en blijf tandenknarsend in de auto zitten. Met mijn neus tegen het raam gedrukt zie ik hoe het gezin naar buiten kijkt en mijn collega’s in burger en uniform van verschillende kanten ziet naderen. Eén collega draagt een deurrammer, de collega met het bevel belt aan. Ik zie één man snel opstaan en richting achterdeur lopen. Ik grinnik in gedachten omdat ik weet dat hij opgevangen zal worden door collega’s aan de achterkant. Het huis is namelijk ‘dichtgezet’, wat betekent dat er al een tijdje gepost is aan de voor- en achterkant, waardoor precies bekend is hoeveel mensen er binnen zijn en eventuele vluchtende mensen makkelijk opgevangen kunnen worden door collega’s op strategische posities.
Terwijl ik alles probeer te volgen vanuit de auto, zie ik in de woonkamer een jongen opstaan. Ik schat hem een jaar of acht. Max. Nog geen tien seconden nadat hij de politiemensen aan heeft zien komen en er is aangebeld, heeft hij de tegenwoordigheid van geest om snel de luxaflex dicht te draaien. Mijn eerste gedachte: kak, nu zie ik niets meer. Mijn tweede gedachte: what the fuck? Hoezo kent iemand die nog geen verkeersexamen heeft afgelegd wel de ongeschreven regels van ‘wat te doen als de politie onaangekondigd op de stoep staat?’. Typisch. ‘Dat riekt een beetje’ is mijn bescheiden conclusie vanaf de achterbank.
Wachten tot het rustig is
Het gezin blijkt in rep en roer en dus duurt het even voordat iedereen relatief rustig beneden op de bank blijft zitten. Pas dan mag ik uit de auto. Zonder in contact te komen met het gezin, mag ik mee naar boven om mee te kijken bij de doorzoeking. Het gezin beneden heeft toegegeven dat er pepperspray en hasj in huis moet zijn. Ze weigeren echter mee te werken en dus moeten we zelf op zoek. Mijn handen jeuken, de verleiding om mee te zoeken is giga groot, maar juridisch kan en mag ik natuurlijk nergens aanzitten. Terwijl mijn collega’s met blauwe handschoentjes zoeken, probeer ik me als coördinator op te werpen door aanwijzingen te geven wie waar overal al is geweest.
Doorvragen bij het doorzoeken
Ik sluit aan bij de collega die me zojuist als enige stoer genoeg vond om achter iedereen aan te lopen en stel hem op de jongensslaapkamer alle vragen die ik maar kan bedenken.
‘Of ie dit niet gek vindt om te doen?’
‘Ja zeker, het is wel echt heftig, omdat wij echt ín jouw persoonlijke ruimte lopen te wroeten. Ik vraag mezelf ook wel eens af wat ze in mijn huis zouden vinden. Ik bedoel, het is toch je eigen plek, ook ik zal ongetwijfeld iets in huis hebben wat een ander heel gek vindt.’
‘Of ie ooit gekke dingen gevonden heeft?’
‘Ja zeker’, lacht hij, ‘ik heb wel eens een bed gezien met stalen kettingen uit het plafond erboven en een dildo van een halve meter naast het bed’.
Luttele minuten later wijst hij me bij het doorzoeken van de kledingkast iets aan en zegt: ‘we vinden echt bij bijna iedere huiszoeking zoiets’.
Ik kijk over zijn schouder mee en zie… een dildo in de verpakking. Jeetje, wat een inbreuk op je privacy dit. In gedachten loop ik snel een rondje door mijn eigen huis, wat zouden ze bij mij allemaal voor rariteiten vinden? En waar zou ik iets het beste kunnen verstoppen, als ik echt niet wil dat ze dat vinden?
De heisa van een huiszoeking
De collega legt rustig uit: ‘een huiszoeking is inderdaad een zware inbreuk op iemands privacy, daarom wordt het alleen bij zeer zwaarwegende belangen gedaan. Zoals in dit geval bij verdenking van het hebben van een wapen’.
Nadat de blauwe handschoenen alles bevoeld, opgetild en aan de kant geschoven hebben, vinden we uiteindelijk de pepperspray. De hasj niet. Het wapen ook niet. Wat mijn collega wel vindt in het nachtkastje is een groot keukenmes in een eigengemaakte houder van krantenpapier.
‘Kijk’, zegt ie, ‘dit klopt natuurlijk van geen kanten. Dit ligt hier overduidelijk met een reden. Om zichzelf te beschermen en misschien wel eventuele indringers te verwonden.’
Met open mond kijk ik toe. ‘Dus, neem je dit in beslag dan?’
Hij legt uit. ‘Nee, juridisch kunnen we hier niets mee. Een keukenmes mag je gewoon hebben. Dat heb ik ook thuis. Alleen niet in een houder van krantenpapier naast mijn bed’. Dat laatste klinkt cynisch.
Hij gaat verder: ‘ik maak er wel een aantekening van in het systeem, mochten collega’s hier ooit binnenvallen, dan is het goed om deze informatie vooraf te hebben.’
Beneden hoor ik het gezin nog steeds protesteren. Ik ben met mezelf in een innerlijk gesprek verwikkeld. Jeetje wat is het heftig om zoveel mensen in je huis te hebben die door al je spullen snuffelen. Maar ja, dat doen ze natuurlijk niet zomaar. Hoe zou het voelen om beneden op de bank te moeten zitten, wetende dat je huis op z’n kop wordt gezet? Zou je je schamen? Of vooral bang zijn dat ze iets vinden, waarvan jij niet wil dat ze het vinden?
Dit was de huiszoeking
Als ik naar beneden loop, overleggen een aantal collega’s in de hal over de whatsapp-foto van het vuurwapen. De keukentafel hier in huis blijkt in de verste verte niet op de tafel van de foto te lijken. Dat lijkt te kloppen met de verklaring van de jongen dat ie het plaatje van internet geplukt heeft.
Hoe het verder afloopt weet ik niet precies, realiseer ik me pas bij het schrijven van dit stuk. Nadat de bovenverdieping op zijn kop is gezet, geen wapen is gevonden en er geen juridische gronden waren om dingen in beslag te nemen, zit onze taak als assistentie-verleners erop. Met een hoofd vol vragen en een nog kloppend hart stap ik weer bij mijn collega’s in de 2209.
In de volgende blog (blog 5) wordt onze achterbank vies en ben ik stikjaloers op mijn rijdende collega.
Wil jij de Politie Eindhoven volgen? Check de facebookpagina hier.