Dit is een dag op stap als opstapper bij de politie – deel 3
Door het winnen van een social media actie draai ik als doodgewone burger een dag mee met de noodhulpdienst van de politie als zogenaamde ‘opstapper’. Na een onalledaagse schildenprocedure in een GGZE-instelling (waar ook ik een bescheiden rol vervulde door mijn collega te helpen met het riempje van zijn helm) en een inbraak die geen inbraak bleek, komt er weer een melding binnen.
Teringzooi in trappenhuis
Het betreft een melding van overlast in het trappenhuis van een klein flatgebouw. Volgens de buurman zou er een junk in het trappenhuis drugs aan het gebruiken zijn en dus gaan wij een kijkje nemen. Bij aankomst kijkt een medeflatbewoner bezorgd vanaf de eerste verdieping door haar open raam naar ons. Ze roept, ‘zal ik voor jullie opendoen?’, meteen gevolgd door een wat angstig ‘jullie komen toch niet voor mij he?’.
Mijn collega’s keuvelen kalm met elkaar als we trap voor trap naar boven lopen. En ik? Ik laat mijn fantasie maar weer eens met me aan de haal gaan. Ik heb een visioen van een doorgedraaide junk die niet gestoord blieft te worden en met naalden gaat zwaaien en zwieren. Waarom sluipt Steffie niet met getrokken pistool à la Angela Schijf in Flikken Maastricht naar boven? De werkelijkheid blijkt iets minder spannend. Op het tussenstuk tussen de laatste twee trappen vinden we slechts een verlaten stoel met een smoezelige deken erop. Bij het oppakken van de deken door Rutger, vallen er echter een portemonnee en make-up tasje uit. Woeiii, dat maakt het dan toch ineens wat spannender!
Als mijn collega’s de spulletjes doorzoeken gaat er een deur boven ons open. Het is de meldende buurman, hij vertelt dat de buurvrouw voor veel overlast zorgt. De man die voor hem in zijn huis woonde, heeft in die tijd ook al meerdere meldingen gemaakt. En hij laat foto’s zien van de uitgestalde troep en zooi en drugs en vertelt in geuren en kleuren hoe een vrouw net haar stash naar binnen lurkte. Hij besluit zijn relaas met een ietwat cynisch ‘naar de buitenwereld toe weet ze de schijn altijd goed hoog te houden’.
Nu wil ik mezelf niet op de borst kloppen (maar dat ga ik dus toch doen, sorry daarvoor). Maar mijn collega’s wilden het geloof ik hierbij laten. Mijn nieuwsgierigheid (oké, oké, sensatiezucht) zorgde voor een verbaasd ‘kloppen we niet even aan?’. Alsof ik in een politiefilm ben beland, bonst Stephanie even later op de deur: ‘Politie, kunt u opendoen?’. Vol verwachting klopt mijn hart wat er zal gebeuren…
De deur gaat open. Tot een kier slechts, door de deurketting. Stephanie vraagt of de deur helemaal open kan.
Vanachter de deur klinkt een ferm ‘waarom?’.
Stephanie antwoordt: ‘ik zou u graag een hand willen geven’.
Een magere hand wordt door de deur heen gewriemeld om de hand van mijn collega te schudden. Ik grinnik van binnen, dat vind ik best gevat.
Stephanie herhaalt haar verzoek de deur in z’n geheel te openen, ditmaal gevolgd door het iets dreigender ‘anders zorgen we daar zelf voor’. Het werkt. De vrouw doet de deur open.
Geduld is een héle schone zaak ontdek ik
Ken je dat? Dat iemand heel zenuwachtig is en dat probeert te verbloemen door heel druk en zelfverzekerd te doen waardoor het alleen maar heel ongemakkelijk wordt? Precies dat doet deze mevrouw ook. Ze probeert zich meester te maken van de situatie door zich opnieuw voor te stellen aan Stephanie, ditmaal als ‘hoofd van de VvE’. Ze laat het heel hautain klinken. Dan wiebelt ze de trap af naar het tussenstuk, onderwijl wuivend met haar hand, dat ze zo betrokken is als hoofd van de VvE en dat hier toch werkelijk waar niks aan de hand is? Ze beklemtoont het woord ‘niks’.
Ik kijk gefascineerd naar haar en deze façade van ‘ik doe alsof ik in control ben’. De vrouw is lang en dun en doet me denken aan Tante Sidonia. Alleen haar buik is een klein bolletje. Say whaaaaat? Ze zal toch niet zwanger zijn? Ze lijkt niet echt nuchter namelijk. Of zou ze psychisch misschien niet helemaal in orde zijn? Mijn hoofd draait overuren.
Stephanie is ondertussen in een tenenkrommend gesprek verwikkeld met de vrouw. De vrouw springt van de hak op de tak, valt vaak in herhaling en laat mijn collega geen een keer uitpraten. Als Stephanie er klaar mee is en de vrouw afkapt om haar zin af te maken, is het trappenhuis te klein. Met een verontwaardigde stem opent ze een nieuwe aanval met schelle stem:
‘Ik zal jullie eens wat vertellen. Jullie hebben niet de laatste informatie. Mijn buurman hè, ja mijn buurman, die is al anderhalf jaar dood. Ja. Dood ja. Jullie systemen kloppen niet’.
Ik klem mijn kaken op elkaar. Zeggen dat je een melding hebt van de nieuwe buurman zal vast niet mogen in verband met privacy enzo. Maar wat zou ik nu graag roepen: ‘mens, je hebt er gewoon een klerezooi van gemaakt hier en daar had je buurman last van. Take your loss, ruim je rotzooi op en hou je mond’.
Na een hoop vijven en zessen pakt ze uiteindelijk de stoel op en wiebelt ze de trap terug op . Ik heb nog steeds mijn kaken op elkaar geklemd om me er niet mee te bemoeien. Pas als we vijf minuten later in de auto zitten barst ik los.
‘Jezus wat moet je als agent soms een engelengeduld hebben. Niet. te. doen.’
Stephanie en Rutger lachen en vertellen me dat dit nog meeviel. ‘Moet je eens een horecadienst op Stratumseind draaien’ aldus Rutger.
Ik hou wijselijk mijn mond. Ik ben zelf wel eens een van die irritant dronken mensen geweest die het politiepaard echt héél graag even wilde aaien. Of de grote, blonde politieman met z’n kleinere maat met stoïcijnse blik steevast ‘good cop, bad cop’ noemde. Sorry collega’s, ik zal het nooit meer doen. Promise.
In de volgende blog (4) gaan we op huiszoeking. We zoeken een wapen, maar vinden iets heel anders…
Wil jij de Politie Eindhoven volgen? Check de facebookpagina hier.
You did it. Ik heb me voor het eerst in tien jaar tijd ingeschreven voor een nieuwsbrief. He-le-maal top geschreven!!