Op zoek naar zijn gevoel
‘Wandelen is goed voor me, ik zit nog in revalidatie’. Groen gemutst loopt de onbekende man naast me. Ik aarzel, maar besluit zijn voorzet in te koppen: ‘Oh jee, waar revalideer je van?’ Onze honden ravotten, het bos is prachtig bruin-rood-geel.
Hij begint te vertellen. ‘Acht maart vierden we mijn vaders verjaardag. Binnen. Met z’n allen. Wisten wij toen veel’. Het blijkt een voltreffer. Schoonzus. Broer. Moeder. En terwijl mijn medewandelaar in coma beademd wordt, overlijdt zijn vader. Hij schopt een dennenappel weg als ie zegt; ‘ik heb een heel stuk gemist en dat blijft moeilijk.’
Bij die woorden flitsen mijn gedachten naar de geboorte van onze zoon. Paniek, spoed, complicaties. Uren moest ik onder narcose. Ik miste zijn begin. ‘Dat kan ik me voorstellen’, mompel ik.
Als ik achter hem loop op een smal bospad, vertelt hij verder. Hij traint, eet en rust zich suf de maanden na zijn coma. Maar de nachtmerries blijven. De neuropsycholoog die hij om die reden opzoekt, legt hem uit dat psychisch herstel pas ná lichamelijk herstel komt. Hij krijgt twee opties: gaan werken en wachten op de klap, of actief alles aangaan.
‘Ik vertel het heel gemakkelijk, een echte onderwijsman he, maar dat was het niet. Ook niet voor mijn vrouw.’
Ik denk aan het eerste jaar van man en mij als ouders. Met gehavend lijf sleepte ik me erdoorheen. Alsmaar boos en fel tegen man. ‘Jij met je nutteloze tepels’ als de klassieker der verwijten. De gedachte dat er door mijn haperende fysiek nog geen ruimte was voor verwerking, geeft me wat lucht. Ben ik toch niet zo’n secreet als ik destijds dacht?
Nadat we een breder bospad inslaan, lopen we weer naast elkaar, anderhalve lege meter tussen ons in. De man gaat verder: ‘ik vertel mijn leerlingen de hele dag hoe het staat in de boeken. Ik rationaliseer alles. Maar daardoor kon mijn vrouw niet meer bij me komen. Ik moest er wel mee aan de slag.’
‘Hoe doe je dat dan, actief alles aangaan?’ Ik probeer niet te gretig te klinken, maar hang aan zijn lippen. Hij vertelt zo eerlijk en vol zelfreflectie, ik vind het prachtig in al z’n heftigheid.
De wandelaar vertelt over het bewust opzoeken van zijn gevoel, in snippers. Een gedenksteen op het graf van zijn vader. Een bezoekje aan de IC om cupcakes te brengen in de tweede golf. En het weerzien met verpleegkundige Esther. Die hem, net wakker uit de coma, chocoladevla bracht. En nog een bakje. En toen het dagmenu zeebaars-krieltjes-wortel voorschotelde, om uiteindelijk te vragen: ‘Luste soms ook nog koffie?’.
‘Jeetje, wat knap dat je zo bewust op zoek ging naar je gevoel’ zeg ik. Hij lijkt me van de generatie die dat niet van nature doet.
‘Ik moest wel,’ zucht hij, ‘er was geen verbinding meer thuis.’
Geen verbinding thuis. Bij die woorden hoor ik mezelf weer huilen naar mijn man dat ik hem mis. Ik zie zijn betraande ogen als mijn wederhelft wanhopig zegt dat ie geen ruzie meer wil. Wat was het zoeken naar elkaar toen mijn herstel van twee naar drie gezinsleden veel langer duurde dan ik had verwacht.
Dan lopen de wandelaar en ik de parkeerplaats aan de rand van de bossen op. Bij mijn auto stoppen we. Voor het eerst kijken we elkaar recht in het gezicht aan. Een lichte ongemakkelijkheid hangt plots tussen ons in.
‘Ik vertel mijn verhaal zo vaak als ik kan, zodat mensen snappen dat het ernstig is’ lijkt hij zijn spraakwaterval te willen verklaren.
Ik knik. Mijn gedachten tuimelen over elkaar heen. Ik vind het zo knap dat je dit aangaat en opzoekt. Dat je je emoties belangrijk vindt. Ze probeert ruimte te geven. Jouw verhaal geeft mij ook ruimte. Dank je wel daarvoor. Maar het enige wat ik hardop uitspreek is ‘succes met alles’.
Hij geeft me een elleboog-boks en zegt zacht: ‘we zijn er nog niet, maar dat komt wel.’
Ik zal het de weken erna nog vaak herhalen in gedachten, ‘we zijn er nog niet, maar dat komt wel’.
Einde bericht.
Denk je ‘Dit was leuk, ik wil méér blogs lezen’… klik dan hier.