Kolven
‘Je kan daarboven even rustig zitten’ wees de vrouw – ook moeder, ook lang borstvoeding gegeven – me op de bruiloft van vrienden afgelopen zomer. Boven betekende weg van het feest, weg van de mensen, weg van de gezelligheid. In het halfdonker, me alleen en vooral ongezien terugtrekken. Waarom doen we zo geheimzinnig over kolven, vroeg ik me, licht aangeschoten van de cava, ineens af. Nu ben ik al niet flauw met het tappen uit mijn borsten, ik kolfde al eens in trein, restaurant en het bijzijn van vrienden. Maar dit keer neem ik het ietwat radicale besluit om niet weggestopt boven, maar met kolftas in mijn handen buiten een kijkje te nemen.
Doei kolfschaamte
Op de trap tussen de rokers kom ik een vriend tegen. Heel galant geeft hij mij wat dekking zodat ik m’n kolf kan aansluiten. Ik heb voor de feestelijke dag een keer geen degelijke voedingsbeha aangetrokken, dus mijn witte, kanten beha moet naar boven geschoven worden. En terwijl ik daar sta te kolven, ondertussen keuvelend met die vriend, die geloof ik licht ongemakkelijk en/of angstig om per ongeluk een blik op mijn borst of kolf of beha te werpen met zijn rug naar mij toe blijft staan, hoor ik hoe binnen op het feest het volgende nummer opgezet wordt. Mijn hart maakt een sprongetje.
Het was acht jaar geleden. Mijn lief en ik waren net een paar weken aan het daten en zaten nog in die zalige fase dat álles leuk was aan elkaar en ik precies wist waar ikzelf ophield en hij begon – een gave die ik in de loop der jaren wat ben kwijtgeraakt en die veel van onze ruzies misschien mede veroorzaakt hebben omdat ik mezelf niet goed meer kon voelen – precies toen ging ik een week op vakantie met mijn vriendinnetje met kanker.
Je kan niet anders dan reflecteren, voelen en eerlijk zijn als je met iemand bent die nog maar een paar maanden te leven zal hebben. Het leek alsof er een filter bij me verdwenen was en ik voor het eerst in mijn leven dingen durfde te doen zonder nadenken. En dus stuurde ik die date van toen een brief. Ik noemde het epistel, geen idee waarom, om het sjieker te laten lijken dan dat wat het was; het uitstorten van mijn gedachten en gevoelens in de mail om hem een inkijkje te gunnen in mijn drukke kop en volle hart.
Epistel 1
Ik schreef:
‘Jeetje, ben jij afgelopen weken even mooi mijn leven en vooral ook mijn hoofd binnengewandeld. En het is ook precies zoals we woensdagavond tegen elkaar zeiden, dat er een soort van geleidelijkheid in heeft gezeten die we allebei heel fijn vonden. Maar ja, zoals je inmiddels weet is verandering niet een van mijn sterkste kanten. En ik voel, vooral bij mezelf, wel echt een verandering nu. Ik begin écht om je te geven.
Je bent niet meer een leuke, knappe gast die ik op stap wel eens zag, of de immens grappige, scherpe jongen waar ik een week lang zo intensief mee facebook ‘messengerde’ (inclusief het fijne geluid als je aan het typen was), en je bent zelfs niet meer de galante date, waarmee ik zulke onderhoudende gesprekken kon voeren over álles en die me zo out of the blue zei na een borrel in Dr. Ink ‘ik wil je kussen’.
Nee je bent nu al zoveel meer dan dat. Je bent degene die me zo onbedaarlijk aan het lachen kan krijgen met je vlijmscherpe humor en rake opmerkingen. Je bent degene die me stil kan krijgen in discussies en me tandenknarsend m’n ongelijk laat toegeven. Je bent degene die mijn gedachtestroom soms met een paar simpele vragen iets meer geordend krijgt. Je bent degene op wie ik wil en durf te leunen als er heftige dingen in mijn leven spelen. Je bent langzaamaan de persoon aan het worden waar ik afgelopen jaar zo vaak naar heb verlangd, als ik heel stoer in mijn eentje (met Huub aan mijn zijde, dat dan weer wel) probeerde mezelf staande te houden in mijn woelige wereld (yes weer een alliteratie).
En wat merk ik dan zo, als ik hier afgelopen dagen aan het zwembad lig, te mijmeren over jou. Dat er nu in plaats van de angst om iets aan te gaan, een geheel nieuwe angst zich ontvouwt. De angst om je weer kwijt te raken.
Een angst van weer een geheel andere orde. Omdat op het moment dat ik me aan iemand ga hechten, mijn zelfbenoemde verlatingsangst het nodig vind om op te spelen. Omdat ik dan ineens op een raar soort manier onzeker kan worden. Ik heb het niet alleen in ‘liefdes’relaties, maar ook in vriendschappen, familieaangelegenheden en ga zo maar door. En als ik dan meteen ook maar even de rol van zelfbenoemd psycholoog aanneem weet ik ook wel waar het vandaan komt… Een soort van basisangst van “ben ik wel goed genoeg”?’
Toen zijn reactie kwam wist ik dat ik met hem zou gaan trouwen.
Epistel 1: het antwoord
‘Als je schrijft dat je de angst hebt om me weer kwijt te raken dan hoor ik Thomas Acda zingen:
Ik ken je nu een dag of twee
Wil je nu al nooit meer missen
Besef ineens dat het nu beginnen gaat
En ik vraag me stiekem af
Wat ik zou doen als jij zou sterven
Of een ander vindt of mij gewoon verlaat
En op slag ben ik jaloers
En denk aan vreselijke dingen
Die nu komen gaan omdat ik zo van je hou
Waarom kan ik niet gewoon hier zijn
Zonder te verdwalen
Waarom kan ik niet gewoon hier zijn bij jou
En dan kan ik het niet laten
Met geen leger te bedwingen
Stap ik zachtjes uit het bed en pak een bier
En terwijl ik naar je kijk
Hoe jij in ons bed ligt te slapen
Schrijf ik huilend die twee regels op papier
Als je bij me weggaat
Als je bij me weggaat
Mag ik dan met je mee?
———————
Dat vind ik zo mooi verwoord.
Maar wat ik zeggen wil: iedereen kent die angst. Je wilt niet dat iets stopt als iets heel mooi en fijn is. Dat heb ik ook. Maar ik probeer heel erg van het moment te genieten en ik face mijn verdriet straks wel als en indien het zich voordoet.
En dan zing ik in dat geval een nummer van Rowen Heze (hier neem ik een risicootje.. Kan zijn dat je nu in 1keer op mij afknapt… maar ter verdediging: ik heb een redelijk brede muzieksmaak). Anyway… die zingen. ‘Soms is het beter iets moois te verliezen. Beter verliezen dan dat je het nooit hebt gehad. Daar proost ik dan dus op!’
Acht jaar later, samen twee kinderen rijker, sta ik te kolven op de trap bij het Ketelhuis als ik Thomas Acda hoor inzetten ‘ik ken je nu een dag of twee, wil je nu al nooit meer missen’. En precies daar besluit ik om met de kolf aan mijn borst terug naar binnen te lopen. Om te dansen. Met die jongen van toen. Die man van nu. De liefde van mijn leven.
Hij zal lachen als ie me ziet aankomen, kolvend en wel. Joelen. Me vastpakken. En ik zal al dansend in zijn armen mijn ogen voelen vollopen. Om alles wat er ooit was. Alles wat er nog steeds is. Met zoveel meer erbij.
Einde bericht.
Wat mooi weer. Ik zag en voelde het.
Geweldig Sas!