Dit is op een koude kermis thuiskomen door de kapotte ketel
Het fijne aan de winter vind ik ‘thuiskomen’. Na een lange, koude dag draai je de sleutel in het slot en komt de vertrouwde warmte je tegemoet (bij ons vergezeld van een vleugje hondenlucht). Heerlijk. De warmte dan.
Zo niet gister. Na een mega inspirerend congres met mijn held Tony Crabbe van mijn nieuwe bijbel ‘nooit meer te druk’ kom ik thuis binnen en… merk bijna geen verschil in temperatuur. Wat best gek is bij een buitentemperatuur van -3. Ai. Een blik op de thermostaat bevestigt mijn vermoeden: 11,8 graden. Menig airconditioning zou jaloers zijn op onze ketel.
Zoals het een ware aanpakker betaamt, vertrek ik daarom snel weer. Verkering is niet thuis, er staat allemaal zooi in de schuur in de weg voor de ketel en er is geen licht daar. Typisch gevalletje, ‘wie dan leeft, wie dan zorgt’, dat zien we morgenvroeg wel weer. Of Huub blij is met deze soort van ‘buitenslaap’ experience block ik resoluut.
Na een koude nacht (boven is het nóg kouder – want enkel glas – lang leve een jaren ‘30 woning) blijken er geen ketelkaboutertjes te zijn geweest. De temperatuur is nog verder richting vriespunt gedaald en dus gaat verkering aan de slag. De held. Hij ontlucht, vult, sleutelt en peinst. Huub en ik drukken onze snor en gaan ontbijt halen in warm walhalla de Appie.
Helaas blijken verkering’s verwoede inspanningen zonder resultaat. We schakelen een hulplijn in en bellen de monteur van de ketelsticker. Verkering belandt minutenlang in de wacht, dus spreiden we als ware casino kampioenen onze kansen: ik bel naar een andere monteur. Die neemt na koud een minuutje op. Verkering vat kort en bondig samen, de uitkomst aan de andere kant blijkt nog korter: door het ontbreken van een contract zijn we pas maandag aan de beurt. De marketeer in mij denkt, waar blijft de vraag ‘hoeveel heb je ervoor over dat we langskomen?’. Daar zou ik mijn monteursroute op maken, maar hee, ieder z’n strategie.
De stadse rakkers die ons in de kou laten staan, doen de dorpeling in mij ontwaken. En dus bel ik mijn voormalig monteur, die ik inmiddels drie jaar niet heb gesproken. Zijn vrouw neemt op en vraagt eerst heel sympathiek hoe het met me is, na alles wat er gebeurd is met vriendinnetje. Fantastisch fijn, die dorpse herkenning. Daarna krijg ik haar man. Hij hoort me aan, raadt ons aan eerst de batterijen van de thermostaat te vervangen (helaas, zo simpel blijkt het niet) en belooft dan binnen een uur langs te komen. Ik leun tevreden achterover en kijk stadse verkering met een schalkse grijns aan.
Terwijl we wachten op de monteur blijf ik me verbazen over hóe koud het binnen is. Het ontbijtbestek voelt aan alsof het uren in de koelkast heeft gelegen, de roomboter blijft bijzonder hard en dus onsmeerbaar en koffie en thee (niet aan te slepen op dit moment) koelen zo snel af, dat de Elfstedenkoorts bij DWDD weer lijkt te beginnen.
Maar zoals El Salvador al oreerde, blijkt ook nu ‘elk nadeel hep z’n voordeel’. Zo heb ik overdag normaliter nooit kaarsen aan, nu staat het huis gezellig vol voor een extra beetje warmte. Verder word ik normaliter wel eens boos als verkering de achterdeur op een kier openlaat. Nu niet, een beetje koude lucht meer of minder, what’s the difference? Mijn was-opvouw-productiviteit blijkt ook plots gestaag toe te nemen, nu mijn handen er bijna afvriezen bij het aanraken van de koude was. En Huub, de scheet, blijkt minder snel te ontdooien dan anders na het uitlaten.
Meer goed nieuws, door de van zolder getoverde elektrische kachel is het nu 12,1 graden in een straal van een halve meter om de kachel heen. Alle beetjes helpen, dat is beduidend beter dan de 9,8 van vanochtend. Sterker nog, dat is maar liefst een stijging van 24%. Met rode neuzen, volledig verstijfde voeten en fulltime frozen vingers (en poten) verzamelen verkering, Huub en ik ons eensgezind om de kachel.
Na een half uurtje arriveert de monteur. Yes! Hij wordt door mij met luid gejuich en drie kussen ontvangen. (Ik ken hem he, niet dat het lijkt alsof ik vreemde monteurs met kussen begroet, dat zou gek zijn). Hij probeert mijn enthousiasme nog te temperen, eerst eens kijken of hij het opgelost krijgt.
Na een half uurtje zoeken, schroeven, tikken en draaien, blijkt de oplossing inderdaad niet voor de hand te liggen. De pomp is kapot en moet vervangen worden. Blij dat er in ieder geval een duidelijke diagnose is gesteld die de ergste druk van de ketel haalt (*gniffelt om eigen woordgrap), vertrekt de monteur met de belofte terug te komen mét passende pomp.
Inmiddels koud tot op het bot gaan verkering en Huub hardlopen in het bos. Dat is mij iets te actieve-kou-bestrijding, ik ga passief wachten op de monteur bij Pand P om de hoek. Hoe lang dat duurt, laat me voorlopig koud. Het is hier behoorlijk behaaglijk.
Einde bericht.
Dit is de monteur die écht 24/7 bereikbaar is: Van Herwijnen Services
En? Nu intussen weer in een warm huis op de bank??
Anders zit er helaas niks anders op dan ergens gaan borrelen en een hapje eten…?
De druk van de ketel was goed, maar dat het je koud laat vind ik nog beter ? Ik duim voor je mee!!
Serieus, de koude rillingen lopen over mn rug.. Terwijl ik toch echt in Sri Lanka zit (= 34 graden) 🙂 Blij dat het opgelost is!!! X
Hartverwarmend verhaal !