Herinneren
Ik hoor z’n opgetogen stemmetje al op de gang. ‘Waar is mama’s kamer dan? Dit is een lange gang zeg’. Als ie binnenkomt rent ie zo hard om het bed heen dat ik z’n blonde haren zie dansen op zijn hoofd. Ik zit in de groene, nepleren stoel, tevens om te bouwen tot slaapbank voor de man, en krijg een dikke kus incluis peuterarmpjes om m’n nek. Meteen daarna slaat hij z’n armpjes om m’n middel heen en drukt z’n snuit tegen m’n bolle buik. ‘Hee lieve baby.’
Oh wat helpt hij me eraan herinneren de kleine dingen op te merken. De kortstondige momenten van zoveel liefde door me heen te voelen stromen. En op te slaan in m’n hart en hoofd.
Dan klautert ie over me heen en kijkt met z’n neus tegen het raam gedrukt naar buiten. ‘De stoelen zijn omgewaaid. Eén, twee, drie, vier, vijf.’ Zijn stem slaat over van enthousiasme. ‘Papa, mama kijk’. Z’n ogen glimmen. Met zijn vrolijke verrukking over alledaagse dingen herinnert hij mij steeds opnieuw mezelf te blijven verwonderen over dat wat er is. Het ongewone opmerken in het gewone. Of juist het gewone vinden in het ongewone.
Als ie vervolgens mijn kamer in zich opneemt, vraagt ie verbaasd: ‘hee maar waar is het kindjes bed en het bed voor papa’s?’ De vanzelfsprekendheid waarmee hij zichzelf en papa in dit plaatje schetst maakt m’n hart warm. Het herinnert me aan wat mijn lief in dat eerste, zware jaar van aappie als baby maar bleef herhalen: ‘wij zijn een team’.
Als we op de afdeling op zoek gaan naar iets lekkers, zegt ie ‘kom papa’ en samen rennen ze over de gang voor mij en m’n bolle buik uit. Verrukt kiest ie een smaak ranja uit de koelkast en met een bakje fruit in z’n knuisten lopen we terug. Ik kijk naar mijn mannen en herinner me hoe we als gezin, in plaats van focussen op wat er níet is, het beste maken van dat wat er wel is.
Dicht tegen elkaar aan op de groene stoel kijken we ‘één hele paw patrol’ voor zijn bedtijd. Dat wat we eerst altijd thuis boven in bed deden, daarna beneden op de bank, doen we nu hier, in mijn ziekenhuis kamer. Ik druk m’n snuit in z’n kruin en snuif zijn zacht zanderige geur op. Het herinnert me aan m’n kracht. Aan m’n basis. Aan zoveel. Ik snuif, sluit m’n ogen en voel mezelf zakken. Ik kan dit. Wij kunnen dit. We zijn een team, met uitbreiding op komst.
Als ie met papa naar huis gaat wil ie zelf de deur van m’n kamer opentrekken. ‘Ik kan dat zelf hoor’. De deur moet opnieuw dicht, mijn lief wordt achteruit gedirigeerd en met twee armpjes trekt ie met moeite de zware deur open. Zie je, je mag altijd in jezelf geloven.
‘Gaan we weer rennen papa?’ En daar gaan ze. M’n mannen. Hij die bang was voor gras, wind, sneeuw, zonlicht, pleinen, voorbijgangers, de stofzuiger, hij die ging huilen als mijn lief en ik hard lachten, hij die het eerste jaar zoveel ziek was en zo weinig sliep; híj rent nu door een vreemde ziekenhuisgang terwijl ie mij net op locatie welterusten heeft gekust en het is gewoon helemaal oké. Hij is oké.
Het herinnert me aan dat het altijd goedkomt. Hoe dan ook. Soms wat hobbeliger dan gehoopt. Maar het komt goed.
Nu de weg van één naar twee kindjes wat spannender verloopt – de longrijpingsspuiten zitten erin en het is hopen dat alles rustig blijft – hou ik me daaraan vast. Aan wat mijn eerste kindje me allemaal heeft mogen leren. En vertrouw ik op wat de tweede me komt brengen.
Einde bericht.
Denk je ‘Dit was mooi, ik wil méér blogs lezen’… klik dan hier.
Ach lieve Sas!! Wat naar dat je verwijderd bent van thuis. Maar wat ontzettend fijn dat je goed in de gaten wordt gehouden en dat jij lastige dingen ook weer om weet te draaien! Denk maar zo: binnenkort zijn jullie weer compleet! Ik wens je heel veel succes met deze spannende laatste loodjes!!
Liefs Suus
Aaah lief Suus, thanks!