Dromen op een druilerige dag
“Zou je een nationale feestdag aan kunnen vragen?” Het is een uur na de persconferentie als een positief ingestelde vriendin deze vraag dropt in een vrienden-groepswhatsapp. “Lijkt me heel leuk, dat we straks een Coronabevrijdingsdag hebben. Zo rond 20 mei ofzo”.
Niet iedereen gaat meteen mee in het idee. “Ben bang dat die dan in de winter valt” reageert een vriend – festivalorganisator van beroep – ietwat pessimistisch. Of realistisch, wie zal het zeggen.
El positivo gaat onverstoord verder: “Dat je vanaf dit jaar iedere 20 mei vrij bent en er dan allemaal festivals en feestjes zijn. En je verplicht geld uit moet geven in de horeca.”
Een andere vriendin haakt aan. “Ja dit vind ik een heel goed idee. Op z’n Koningsdags. Zo lekker door de stad slenteren met vil fisjes.”
Nu komt zelfs de organisator op stoom: “Heb je ook een idee voor een goeie naam? Coroningsdag?” brengt hij in.
De aangehaakte vriendin werpt tegen: “Haha zoiets, maar dan lijkt t net alsof we Corona vieren….”
De organisator blijkt niet voor één gat te vangen: “CORO * NO * doen dan?”
De smacht naar feest en gezelligheid beperkt zich niet tot louter deze groep. Een andere vriendin, hoogzwanger met verlof, appt me vanochtend als ik door de regen rijd om peuter weg te brengen: “mis jij ook de zin ‘wie moet er draaien?’ en dat er dan iemand zo’n timetable-vodje tevoorschijn tovert?”
Oh jongens. Zullen we in de nabije toekomst, of de iets verder wegge versie of in ieder geval óóit weer schouder aan schouder dansen en springen en zingen en uitgelaten door festivalweides dartelen collectief beneveld door drank en drugs maar vooral door de duizenden anderen dicht om ons heen?
Naast het digitale dromen met vrienden dronk ik deze week wijn uit een kartonnen beker in de speeltuin bij Parkzicht. En stak ik mijn bokshandschoenen in de lucht op een kneiter van een classic schallend uit een JBL speakertje tijdens weer een bokstraining onder het viaduct door die verdomde regen. Tot zover mijn festival gevoel.
Maar hoe graag ik weer onbezorgd ga dansen, er is iets waar ik nóg meer naar uitkijk.
Het begon afgelopen zomer. Ik zat op een terras (zomer en horeca, twee dingen die nog nooit zo buitenaards leken) toen ik een zakelijk type aan zag komen. Voyeur als ik ben hield ik hem in de smiezen, ik hou van mensen bekijken en gesprekken opvangen. Hij liep naar een terrastafel, zei vriendelijk gedag en gaf de persoon die er zat een hand.
EEN HAND!? Twee separate bacteriebronnen waren voor een kortstondig moment verbonden met elkaar terwijl we al vijf maanden in het nieuwe normaal vertoefden. Oh my, en ik genoot stiekem zo van dit stukje burgerlijke ongehoorzaamheid dat ik bijna wilde vragen of ze de handeling wilden herhalen.
Daar realiseerde ik me, ik heb – met dank aan man en kind – weinig huidhonger ervaren. Maar ik snak vooral naar fysiek contact zíen bij ánderen. Ik wil mensen elkaar zien begroeten met een knuffel en kus en de hele mikmak bij elkaar. Ik wil handen geschud zien worden, wangen gesmakt, in armen zien vallen, gezichten gepakt en kusjes op puntjes van alle neuzen gedrukt. Ik wil niets liever dan in een park op een dekentje zitten in de stralende zon en mensen om me heen elkaar vast zien pakken als nooit tevoren.
Ja, ik lijd aan een publiekelijk-genegenheid-gebrek.
Ik kan niet wachten tot Mark opkijkt vanachter zijn katheder om de historische woorden uit te spreken: ‘de anderhalve-meter-maatregel wordt per direct opgeheven’. En dat Hugo uit pure blijdschap zijn kekke schoenen uittrekt om op blote voeten te dansen en Irma de woorden uitbeeldt door in Mark zijn armen te springen en hem vol op de mond te kussen.
Tot die tijd droom ik weg bij zulke plaatjes terwijl de regen onverbiddelijk tikt op het dak van mijn schrijfhuisje.
Einde bericht.
Denk je ‘Dit was leuk, ik wil méér blogs lezen’… klik dan hier.