Dit is vijf maanden moederschap: slaap aappie slaap
Oké, dit wordt een warrig relaas want de vijfde maand moederschap was ook de meest warrige so far. Waar de lineaire lijn van meer slaap en minder voedingen zich gedurende de eerste vier maanden gestaag voortzette, was enige vorm van voorspelbaarheid en logica in maand vijf ver te zoeken. Wat zeg ik; onvindbaar. Dit is vijf maanden moederschap: hoe een spreidbroek en snotneus me erelid maakten van de team-no-sleep club.
Dit relaas staat overigens al weken met halve flarden open op mijn laptop (net als zes andere Word bestanden met half afgeschreven blogs, eenenzeventig foto’s in één voorvertoning én dertien browser tabbladen met online shops met vol gekegelde winkelwagentjes waarover ik dan toch ga twijfelen en de keuze uitstel), dus een heel overzichtelijk verhaal zal het niet worden. Maar inmiddels tikt aappie bijna het half jaar aan en wil de structuur behoevende in mij koste wat kost vasthouden aan het ritueel van maandelijks schrijven over het moederschap.
De vijfde maand dus. Holymoly. De maand waarin onze dwarsligger door zijn stuitligging een spreidbroekje moest, nadat de controle-echo lichte heupdysplasie aan zijn linkerkant had onthuld. Vijfenvijftig graden, waar het minimaal zestig had moeten zijn. Graf-type II-b. In grafstemming liepen de man van mijn leven en ik bij de orthopeed naar buiten na deze diagnose. Ik maakte me vooral ernstig zorgen over het slapen komende zes tot twaalf weken (goed werk heeft tijd nodig blijkbaar bij een spreidbroek) aangezien dat aappie van ons al sinds week acht een fervent buikslaper blijkt. En precies dat lijkt me in spreidstand wat lastig, zo niet onmogelijk.
‘Ach, na drie dagen zijn ze meestal gewend aan zo’n broekje’, waagde de man die het ijzeren gevaarte aan mocht meten, monter te zeggen.
‘Kom jij die drie nachten de honneurs waarnemen dan?’ mompelde ik hardop.
Hij lachte. Ik was bloedserieus.
Ik zat er, na al een aantal weken vol onrustige nachten door sprongen, slaapregressie of sluimerende tanden, al helemaal doorheen. Op de borrel voor ons één-jarig huwelijksfeest – twee dagen voor de spreidbroek-start – heb ik de halve avond gehuild omdat ik verwacht had dat manlief in zijn korte speech iets zou zeggen over dat ik zo dapper was geweest afgelopen maanden en toen ie dat niet deed (maar meer letterlijk terugkeek naar een jaar geleden, toen we trouwden, en aappie dus niet ter sprake kwam) voelde ik me ongezien en kon daardoor niet meer ophouden met huilen. Just saying. Dat even duidelijk is hoe mijn gemoedstoestand was bij aanvang van het spreidbroek-circus.
Het werd inderdaad geen pret. Met je beentjes zo ver uit elkaar dat een gemiddelde yogi jaloers op je is, bleek in slaap komen een tovertruc, welke wij maar niet doorzagen. Dus hannesten we met pinken en zingen en in- en uit bed tillen en legden we zoonlief uiteindelijk bij ons in bed. Omdat onze zachte topper net iets comfortabeler ligt dan dat één centimeter dikke – nou matras kun je het niet eens noemen – doekje in zijn co-sleeper. Wat meteen dankbaar voer was voor mijn donderwolk die toeterde ‘een kind hoort in zijn eigen bed, nu creëer je stráks heel veel problemen’. Sowieso donderwolk-style om niet in het moment te leven, maar vooral heel bang te zijn en maken voor ‘later’. First things first, dacht ik dapper. Überhaupt slapen, waar en hoe dan ook, is nu prioriteit.
Maar blijkbaar was het slaapfeestje nog niet compleet genoeg: dag drie arriveerde ook de snotneus. Waardoor niet alleen ínslapen ware abracadabra bleek, maar ook het dóórslapen een soort rubics cube werd (lees: onoplosbaar voor normale mensen). Want wakker worden door weinig lucht (snotneus) zorgde voor besef dat ie verdomd weinig kon bewegen (spreidbroek) wat leidde tot boos gehuil (nog meer snot) en nou.. hallo spiraal. Regelmatig heb ik me met vingers in mijn oren verstopt onder ons donsdekbed als aappie zijn onvrede luidkeels liet schallen door de stille nacht en de man van mijn leven hem probeerde te troosten door het doen van kniebuigingen naast het bed om zo het hobbelende gevoel uit de draagzak te imiteren. Echt, als ik niet zo moe / wanhopig / bang voor klachten van de buren was geweest, had je me op kunnen vegen van plezier.
Maar, slapeloze nachten 2.0 dus. En dat terwijl ik juist had (tadaaaaaa) verwácht dat het steeds makkelijker zou worden. Omdat iemand ooit tegen me zei ‘de eerste drie maanden zijn zwaar, daarna wordt het beter’ en dat uiteraard een ijzeren waarheid in mijn hoofd werd. Over tegenvallers gesproken.
Neen, de vijfde maand moederschap was geen ponykamp. Ik snap nu overigens wel waar de term ‘moeder’ vandaan komt. Dacht ik vroeger, voor de komst van ons (sl)aappie, ooit ‘moe’ te zijn? Nu zit ik in de overtreffende trap en ben ik ‘moe-der’ dan ooit tevoren.
Einde bericht.
Denk je nu ‘DIT was leuk, ik wil méér lezen’… klik dan hier.