Dit is van ‘opgegeven toen’ naar ‘over de datum nu’
Toen en nu.
Als je deze woorden een paar keer herhaalt in je hoofd (wat ik deed toen ik een begin zocht voor deze blog) verliezen ze snel hun betekenis en worden het bizar betekenisloze klanken. Alhoewel dat met ieder woord is. Zeg maar eens heel vaak en snel ‘kaas’ achter elkaar. Dat gaat uiteindelijk als ‘ska’ klinken, toch? Wat dan wel weer een muziekgenre is dus je zou er misschien een dansje bij kunnen maken.
Anyway. Ik probeer deze blog luchtig te beginnen wetende dat ie zo niet perse gaat eindigen. Want ‘toen’ en ‘nu’ zijn verschrikkelijk verschillend. En ik krijg het soms niet meer helemaal geregeld in mijn hoofd lately.
‘Toen’ was 2014: het jaar waarin vriendinnetje de bizarre boodschap kreeg dat het leven voor haar binnen minder dan een jaar voorbij zou zijn.
‘Nu’ is begin 2016: waarbij vriendinnetje al een jaar in bonustijd leeft, maar ze zowel lichamelijk als psychisch met horten en stoten veel heeft in geleverd.
Toen was een jaar van huizenhoge pieken. Een fantastische vakantie, een bruisende bruiloft en sublieme stapavonden. Alles met een dikke gouden rand.
Nu is het koesteren van kleinere geluksmomentjes. Een middag op de stoep in het zonnetje. Een vrijdagavond op de bank met veel drank. En ginnegappend gniffelen in het ziekenhuis.
Toen was elkaar meerdere keren in de week zien. Om het leven samen snoeihard te vieren.
Nu is het wachten op afstand. Om vriendinnetje rust en ruimte te geven.
Toen bespraken we kisten in liften, koelsystemen en confettikanonnen, omringd door de camera van ‘Over mijn Lijk’.
Nu overleggen we als ‘eindshow bv’ koortsachtig of we niet te heftige dingen zeggen op tv.
Toen was ook mijn jaar als nieuwbakken vrijgezel. Waarbij ik soms snakte naar de veiligheid van een man bij me in bed. Dus vroeg ik soms goeie vrienden bij me te logeren, om bij weg te kunnen kruipen. (Bedankt Tom. Bedankt Pim.)
Nu heb ik iedere nacht verkering naast me. Die me vastpakt, vertroeteld en het verdriet, de angst en de onmacht met mij draagt.
Toen had ik het fantastisch fijn gevonden als iemand me vast had gepakt en had gevraagd ‘Sas, gaat ie wel?’
Nu heb ik iemand die dat iedere avond doet. En sta ik soms zo op standje overlevingsmodus dat ik hem wild van me af sla.
Toen snakte ik naar een arm om me heen.
Nu vind ik hem soms verstikkend.
Omdat ie mijn mechanisme aan het wankelen brengt.
Toen zat ik in ‘regelmodus’, mijn mechanisme, om niet te verzwelgen in verdriet. Maar snakte ik naar ruimte voor mijn gevoel.
Nu durf ik het niet. Gevoel toelaten. Bang dat alles als een kaartenhuis instort.
Toen wilde ik vaak als een klein kind op de grond gaan liggen met m’n armen en benen timmerend van onmacht op de grond. Maar deed ik het niet omdat ik bang was dat niemand me op zou rapen.
Nu steek ik als een ware struisvogel m’n kop in het zand en hobbel ik met de meute mee in alledaagse wissewasjes.
Toen voelde ik me vaak sereen sterk.
Nu voel ik soms panische paniek.
Dat ik vriendinnetje niet kan en wil missen.
Toen en nu. Ik kan zelf de bizarheid soms niet bevatten. Laat staan hoe het voor vriendinnetje en haar intens fijne man moet zijn.
Maar uiteindelijk gaat het niet om ‘toen’ en niet om ‘nu’. Het gaat om ons motto ‘it is what it is’. Uiteindelijk zijn dingen gewoon zoals ze zijn. En heeft vechten tegen een situatie weinig zin. En terwijl ik dit typ realiseer ik me pas, dat ik verdomd veel gevochten heb afgelopen weken.
Einde bericht.
De kracht van deze woorden blijft altijd houdbaar!
En dat is de beloning voor je ” vechten”