Dit is mijn bewondering voor de sterke beschermers van hun kleine strijders
Als er iets is waar ik afgelopen weken weer regelmatig aan terugdenk, dan is het die ene dag in mei vorig jaar. Een week voor onze trouwdag. Drie weken na onze verhuizing. (Over life events gesproken). Op die bewuste vrijdag in mei voerden wij uit wat vriendinnetje ons voor haar dood op het hart gedrukt had. “Een dag voor zieke kindjes, waarin zij zich even geen patiënt hoeven voelen.”
Omdat vriendinnetje tijdens haar ziek zijn zich zo vaak gesteund had gevoeld door velen (bekend en onbekend) om haar heen. Door de reizen die wij als vriendinnen nog met haar maakten. De feesten waar we genadeloos hard dansten. De bezegeling van de liefde van haar man en haar. Door al die positieve ervaringen voelde ze zich heel vaak géén patiënt en de kracht die ze daaruit haalde, gunde ze anderen ook zo. En dan vooral de kleinste strijders.
Met de donaties van haar uitvaart en haar laatste wens als goed verhaal om sponsoren te werven, werd de dag geregeld door haar man en moeder. Met twee bussen vol met kinderen en hun gezinnen een dag naar Toverland. Daar gingen we. En wij als ‘vriendinnetjes van’ aka het uitvaartcomité mochten mee.
Tussen alle drukte van mijn life events stond ik plots stil. Muisstil.
In de bus op weg naar Toverland schiet een van ons vol. Het gemis van haar is vandaag zo voelbaar. Stilletjes huilen we, omarmd, vooraan in de bus. Tot we merken dat we niet de enige zijn. De vrouw achter ons legt kort haar arm op onze schouders en fluistert “ik vind het zo erg voor jullie”. Als ik omkijk zie ik haar natte wangen. De moeder daarachter sluit haar ogen langzaam, als bemoedigend gebaar naar ons, en drukt daarbij dikke druppels mee naar buiten. Aan de overkant van het gangpad zie ik alleen maar meer vrouwen naar ons kijken, sommige vechten tegen hun tranen, anderen laten ze vrijuit lopen.
Waar ik in het dagelijks leven regelmatig de onkunde van mensen heb gevoeld ruimte te geven aan verdriet (liever poetst men weg met dooddoeners als “gelukkig heeft ze nu geen pijn meer” of “denk aan de tijd die jullie wél samen hebben gehad”) is het hier, in deze bus vol zieke kindjes en hun ouders, anders.
Het is alsof we elkaar woordeloos begrijpen. We weten wat belangrijk is. Het enige wat telt is “elkaar” en als daar een gat geslagen is of je dreigt je kind in dat gat te zien tuimelen, doet niet zo veel ertoe. Dan zie je elkaar helemáál. Met de zakken angst en verdriet die je meesleept. Wetende dat er niets weggepoetst hoeft te worden. Kán worden.
Regelmatig vraag ik me af, heb ik ze genoeg verteld hoe dapper ik hen als ouders vond? De sterke beschermers van hun kleine strijders. Hun hart zo wagenwijd opengegooid door de zorgen en de pijn. Waardoor het geluk en de dankbaarheid van die bijzondere dag ook zo naar binnen konden waaien.
Met de komst van ons eigen aappie is mijn bewondering voor hen nog eens ver-ontelbaarvoudigd. Beter laat dan nooit zeg ik het voor de zekerheid alsnog:
Lieve ouders. Wat waren jullie prachtmensen. Dapper, dankbaar en ondanks alles zo in staat te genieten van die dag.
Als liefde het enige is wat meer wordt als je het deelt, is verdriet hetgeen een stukje lichter wordt als mensen het zien. En die dag zágen we elkaar allemaal. Als vanzelf.
Oh wat zal er iemand met een tevreden glimlach van een afstandje toe hebben gekeken.
Einde bericht.
Denk je nu ‘DIT was leuk, ik wil méér lezen’… klik dan hier.