Essay: de andere wang
Het is vandaag precies een jaar geleden dat ik als een van de Eindhovense vrijwilligers, de ochtend na de avondklokrellen, ging helpen opruimen in de binnenstad. Strijdlustig zei ik in een opwelling tegen een van de vele toegestroomde perscamera’s (waarna ik later die dag mijn column over het opruimen dezelfde titel zou geven): ‘wij zijn met meer’. Waarmee ik stelde dat wij – de normale mens, de keurige burger, de weldenkende landsman en -vrouw – altijd met meer zullen zijn dan de slechteriken, de beesten, de barbaren die hun onvrede geuit hadden met plunderen en puin trappen.
Maar waar een wij is, is ook een zij. Ik maakte een scheiding. Trok een grens. Tussen mezelf en de mensen die ik snap, die op me lijken, versus de mensen die anders zijn, anders reageren dan ik.
En echt, zonder meer, wat er gebeurde begin vorig jaar was absoluut ontoelaatbaar. Ging alle perken te buiten. Was volkomen illegaal. Maar, ik heb me in de maanden erna wel vaak afgevraagd, wat er met ze gebeurd zal zijn. De relschoppers. En dan vooral de veertien-, vijftien-, zestienjarigen. Jongens nog.
Emotie kanalisatie
Hoe kom je als puber in het witheetst van de strijd terecht? Wat ging er allemaal vooraf aan het moment dat je je capuchontrui aantrok en met mondkap in je zak via telegram afsprak met je matties om stenen te gaan gooien op het Stationsplein? Heeft iemand hen geleerd de schuld niet altijd buiten zichzelf te zoeken, maar soms gewoon stil te staan bij wat een situatie met je doet. Niet vechten of vluchten, maar voelen. Heeft iemand hen geleerd om te gaan met woede, onmacht en frustratie? Emoties te kanaliseren, in plaats van de Jumbo te plunderen en een ProRail auto in de hens te zetten?
‘Dat moeten ze zelf maar leren’ zei mijn vader resoluut toen ik de vragen in mijn hoofd hardop naar hem uitsprak. Maar is dat zo? Mogen we verwachten dat jongeren een van de belangrijkste lessen in het leven – omgaan met emoties – bij gebrek aan een goed voorbeeld in de omgeving, dan maar als autodidact leren? Of mag er verder gekeken worden dan enkel het individuele niveau?
Individu of collectief?
Rutte vond duidelijk van niet. ‘Dit is crimineel gedrag en dan gaan we niet zoeken naar diepe sociologische betekenissen of oorzaken’ spreekt hij in stoere taal bij een bezoek aan de Schilderswijk daags na de rellen (bron). En met deze expliciete weigering de rellen in een breder, maatschappelijk perspectief te zien, veegt hij subtiel zijn eigen bestuurlijk straatje schoon. Mocht je overigens een ijzersterk artikel willen lezen over hoe de VVD al meer dan tien jaar scoort op het – op uitgekiend kiezersonderzoek gebaseerde – hoofdthema ‘veiligheid’ en dit gedachtegoed inmiddels in de haarvaten van onze samenleving terecht is gekomen, lees dan dit artikel.
De weigering van Rutte om naar dieperliggende oorzaken voor de rellen te kijken ontgaat ook een aantal hoogleraren sociologie niet. Via een opiniestuk in Trouw begin februari benadrukken ze dat juist sociologie kan helpen begrijpen waar het coronabeleid toe leidt en hoezeer dat van belang is, zeker nu de coronacrisis de sociale ongelijkheid steeds meer vergroot en ‘covid-19 niet langer een medisch, maar een maatschappelijk probleem is’ (bron).
Het doet bij mij de vraag rijzen, is het eigenlijk niet vreemd dat onze premier, degene die verantwoordelijk is voor de eenheid en de coördinatie van het overheidsbeleid, weigert te kijken naar het grotere geheel en blijft wijzen naar individuen als oorzaak? Als een voetbalclub een belangrijke wedstrijd verliest, roept de trainer toch ook niet; ‘ik wil niet weten waardoor dit komt, iedere speler moet gewoon afzonderlijk 100 keer opdrukken’. Nee dan wordt er gekeken naar de gehele groep, het onderling samenspel, de verhoudingen en hoe de processen verbeterd kunnen worden. En trouwens, wie moet er bij slechte resultaten binnen de voetballerij altijd het veld ruimen?
Geen heilig boontje
Terug naar de rellen. Ik ging als brave burger de dag erna de stad opruimen en wees met een belerende vinger naar zij die zo anders waren dan ik. ‘Wij zijn met meer’ zei ik vastberaden en met die catchy slogan kreeg ik veel reacties op mijn column en haalde ik zelfs het NOS journaal. Mensen waren ontroerd, vonden het krachtig gezegd en spraken hun bewondering uit voor mij als opruimvrijwilliger, omdat ik echt iets had gedáán. Maar heel eerlijk? Ik wilde gewoon perse iets actueels schrijven over de rellen, maar bij gebrek aan inspiratie besloot ik uit noodzaak met onze peuter naar de stad te fietsen om daar drie fietsen recht te zetten en een vuilniszak open te houden. Echt, zo nobel was het niet.
Maar ík was goed, ik ruimde op, en die puinschoppers, die waren slecht. Samen met heel veel andere Nederlanders kotsten we, braaf volgens de Rutte-regel van niet verder kijken dan de neus van het individu lang is, de rellende jongeren uit, riepen we om straf en dit mag nooit meer gebeuren en nog veel meer.
Straffen of voorkomen?
En de rellen konden ook niet. Absoluut niet. Maar steeds vaker als ik ’s avonds op de bank zat – want ja, die avondklok he – vroeg ik mezelf af, wat is ons doel? Willen wij de jongeren die zich door ons maatschappelijk systeem waarschijnlijk al ongezien en achtergesteld voelden hard straffen uit vergeldingsdrang? Of willen we deze buitensporige geweldseruptie in de toekomst voorkomen en geloven we als onwetende burgers dat straffen het beste resultaat geeft?
Spoiler alert. Dat doet het niet.
Eind februari hoor ik Mariëlle Bruning, hoogleraar jeugdrecht, op BNR radio zeggen: ‘zware straffen in de zin van lang gedetineerd in de justitiële jeugdinrichting verblijven, is voor geen enkele jongere goed. Het is iets wat de samenleving vraagt als reactie. We zien uit heel veel onderzoek dat jongeren er eerder slechter en crimineler van worden, dan dat ze er beter van worden’ (bron). Juist in een instelling krijgen jongeren de verkeerde invloeden en worden ze geïsoleerd van de omgeving waarin ze uiteindelijk weer moeten functioneren, legt ze verder uit. Waarna ze pleit voor een minder harde aanpak met enkel een taakstraf, of als je voor de allereerste keer in aanraking komt met de politie, nog lichter; Halt. ‘Omdat dat voor iemands strafblad en VOG – en daarmee voor een toekomstperspectief – veel uitmaakt’.
Is dat niet precies wat we als maatschappij moeten willen? Dat ook deze jongeren, die overduidelijk hun innerlijk kompas kwijt zijn, zich mee laten slepen door hun omgeving en zaken oplossen met agressie en ageren tegen de politie, desondanks een toekomst houden. Zijn we daar als hele maatschappij niet het allermeest bij gebaat?
Noorse gevangenissen
Brunings oproep tot milder straffen, dwars tegen de massa consensus van hard aanpakken in, doet me denken aan de Noorse gevangenissen die Rutger Bregman omschrijft in zijn boek ‘de meeste mensen deugen’. Hij beschrijft twee gevangenissen rondom Oslo die gedetineerden bewust anders behandelen dan de algemeen bekende standaard van cellen, tralies, bewakers en wapens.
In de Halden gevangenis hebben de gevangenen niet alleen hun eigen kamer met flatscreen en badkamer ensuite, maar mogen ze zelf koken (met messen ja), is er een bibliotheek, een klimmuur en een muziekstudio, waar de bewoners hun eigen platen opnemen onder het label – geen grap – Criminal Records. Er is een isolatiecel, maar deze is nog nooit gebruikt. En de bewakers dragen geen wapens. Want zoals een van hen opmerkt: ‘we praten tegen de jongens, dat is ons wapen’ (Bregman, de meeste mensen deugen, blz. 392).
‘Het is echt heel simpel’, vertelt Tom Eberhardt, directeur van Bastøy, een andere gevangenis die op eenzelfde gedachtegoed gestoeld is: ‘behandel mensen als tuig, en ze zullen tuig zijn. Behandel ze als mensen, en ze zullen zich gedragen als mensen.’ Waarbij hij vervolgens nuchter uitlegt dat het gros van de gevangen weer vrijkomt en dan altijd iemands buurman of buurvrouw wordt.
Uiteindelijk komt het in beide gevangenissen neer op een simpel principe: spiegel niet het gedrag van de gedetineerden, maar keer hun juist de andere wang toe.
De andere wang
Niet het gedrag spiegelen dat je níet wilt zien, maar juist bewust de andere wang toekeren. Zou het niet mooi zijn als dit niet alleen aan Noorse gevangenisbewaarders voorbehouden blijft, maar voor iederéén gaat gelden? Van premier tot burger? Dat we, in plaats van afwijzen en veroordelen, een mechanisme in ons hoofd dat nu eenmaal gemakkelijk geactiveerd wordt, actief gaan proberen een ander onze andere wang toe te keren?
Dit geldt niet alleen voor de relschoppers van vorig jaar, maar kun je breder trekken, zoals Peter Pannekoek prachtig deed in zijn oudejaarsconference. Hij vraagt zich af of mensen (red: wappies) die gaandeweg ontdekt hebben ‘fuck ik zit verkeerd’ en besluiten terug naar huis te willen keren, nog wel welkom zijn? Hij stelt onomwonden: ‘er moet altijd ruimte zijn voor mensen die zich bedenken. Maar ik heb niet het idee dat wij klaarstaan met open armen, welkom thuis. Nee, wij staan klaar met de armen over elkaar, klaar om ze aan te spreken op hun keuze, ze te beschimpen, te vernederen’ (bron).
Opruimen in hoofden
Het heeft bij mij een jaar moeten sudderen tot ik me realiseerde: ik had niet moeten gaan opruimen in de stad. Bijna al het werk was al onzichtbaar in de nacht gedaan door de Ergon (de echte helden in dit verhaal) en wij als brave burgers voerden alleen wat symbolische taken voor de massaal toegestroomde pers uit.
Nee, ik had actief op zoek mogen gaan of er érgens een plek was, bij een jongerenorganisatie of buurthuis, waar ik mee op had kunnen ruimen in de jonge hoofden van hen die zich in de steek gelaten voelden door hun ouders, de overheid, de maatschappij of misschien wel allemaal tegelijk.
In plaats van te roepen ‘wij zijn met meer’, had ik hun mijn andere wang toe mogen keren. Mijn armen mogen openen naar hen die zo anders gehandeld hadden dan ik me kon voorstellen. Niet vanuit dat ik het beter weet, volwassener ben of meer geprivilegieerd. Maar vanuit de behoefte om hen te zien voor wie ze zijn: mensen.
Want wij zijn niet met meer. Nee, wij zijn allemaal samen.
Einde bericht.
Ps. Mocht iemand weten bij welke jongerenorganisaties behoefte is aan vrijwilligers, dan hoor ik dat alsnog heel graag!
Denk je ‘Dit was mooi, ik wil méér blogs lezen’… klik dan hier.
Wat goed Sas, precies dit!!
Ik zat ook al een tijd te “broeden” op hoe dit in de wereld te brengen en je raakt het helemaal met je verhaal!
Ps ik help graag mee als vrijwilliger!
Aaah wat een mooi compliment Ingrid, dank je wel! Ik heb al van iemand een tip qua vrijwilligerswerk doorgekregen, ik mail het je even!